Sony’s verwoede pogingen op de handheld-markt
Een PlayStation in je binnenzak
De kans bestaat dat je in het verleden een PlayStation Portable of misschien zelfs wel een Vita in huis hebt gehad. Dat is echter verleden tijd, want Sony heeft met grote passen afstand genomen van de handheld-markt. Hoewel Sony toch een kleine honderd miljoen handhelds wist te verschepen, wil de Japanse fabrikant er nu niets meer van weten. Tijd om terug te blikken op hoe het zo ver heeft kunnen komen.
Nintendo is sinds het verschijnen van de originele Game Boy in 1990 heer en meester geweest op de draagbare console-markt. De Japanse gigant wist de wereld in razend tempo te veroveren met games als Tetris, Super Mario Land en The Legend of Zelda: Link’s Awakening. Deze heerschappij bleef in stand totdat Sony in 2003 bekendmaakte ook in de handheld-markt te stappen. Dat was echter niet het begin van Sony’s avontuur in ‘vijandelijk gebied’, want die reis begon al in 1999.
De PocketStation: Sony's antwoord op de VMU
Vraag een gamer naar Sony’s eerste handheld en ze zullen al snel uitkomen bij de vertrouwde PlayStation Portable. Voor de Westerse wereld klopt dat ook helemaal, want de lancering van de PSP in 2005 was voor ons de eerste handheld uit de stallen van de Japanse fabrikant. In het thuisland van Sony was er echter een eerdere poging, al is het lastig de PocketStation een echte handheld te noemen.
De kleine PocketStation was namelijk niet zozeer een handheld-console als wel een accessoire voor de originele PlayStation. De PocketStation verscheen in Japan op 23 januari 1999, een goede zes maanden na Sega’s Visual Memory Unit. Net als de VMU koppelde je de PocketStation niet alleen om save-data op te kunnen slaan, maar ook om extra interacties met je favoriete games te kunnen doen. Met het formaat van een Tamagotchi was een echte game-ervaring echter ver te zoeken op de PocketStation.
Desondanks boden games als Crash Bandicoot 3: Warped, Final Fantasy VIII en Spyro the Dragon ondersteuning voor de PocketStation in de lokale versies van de game. Enkele games hebben ook in hun westerse versie ondersteuning voor de PocketStation zitten, maar die is door het uitblijven van de handheld in het westen niet te gebruiken. Hoewel Sony destijds ook plannen had om de PocketStation in Europa en de Verenigde Staten uit te brengen, deden productietekorten deze plannen de das om. Uiteindelijk werd de productie in 2002 stopgezet, met zo’n vijf miljoen verkochte exemplaren.
Daar is de PlayStation Portable
Een jaar nadat Sony de productie van de PocketStation had stopgezet, gingen er opnieuw geruchten over een nieuwe handheld van de Japanse fabrikant. In 2003 stapte de toenmalige CEO Ken Kutaragi op het podium tijdens Sony’s E3 persconferentie om de ontwikkeling van de PlayStation Portable aan te kondigen. Hoewel de handheld nog niet te zien was tijdens de persconferentie, noemde de CEO het wel de “walkman van de 21ste eeuw”.
Een jaar later durfde Sony de PlayStation Portable wel aan de wereld te laten zien, met een releasedatum voor Japan later dat jaar. Een bijzondere ervaring, omdat Sony’s grootste concurrent Nintendo niet eens in de buurt kwam op het gebied van grafische kwaliteit en online mogelijkheden. Daarbovenop kwam nog het feit dat de PSP een stuk meer kon dan de concurrent. De PlayStation Portable was namelijk net als de PlayStation 3 een echt multimedia-apparaat.
Naast klassiekers als Daxter, Patapon en Lumines had de PlayStation Portable ook een multimediaspeler voor films en muziek, toegang tot een webbrowser en een volwaardige PlayStation Store. Daarbij kwamen ook Sony’s Memory Stick Pro Duo om de hoek kijken: speciale geheugenkaarten die in die tijd ook in Sony-foto- en videocamera’s werden gebruikt. Ondanks de maximale grote van 32 gigabyte was dat destijds toch voldoende om meerdere games op te slaan.
De gelukkige dood van de UMD
De PlayStation Portable moest de toekomst van het handheld gamen zijn voor Sony, dus besloot de fabrikant alles op zijn eigen unieke manier te doen, iets wat Nintendo al jaren deed en tot zover erg succesvol is gebleken. In het geval van Sony waren dit niet alleen de zelfgemaakte memorysticks; ook de optische schijfjes voor de handheld kwamen uit Sony’s eigen fabrieken.
Games en films voor de PlayStation Portable werden namelijk geleverd op een UMD: de Universal Media Disc. Dit bijzondere format was een soort mislukte kruising tussen een mini-cd en een cartridge, waarbij de UMD minstens twee keer zoveel data als een normale cd kon bevatten. Erg praktisch was het medium echter niet. De optische schijfjes zaten namelijk verpakt in een plastic casing die enorm fragiel was en makkelijk brak. Vooral de onhandige constructie van de doosjes waar de games in zaten zorgde ervoor dat de plastic behuizing niet heel bleef en dus ook niet meer bruikbaar was. Daarnaast waren de schijfjes in de casing niet kras- of stofbestendig, waardoor je zuurverdiende zakgeld zo de prullenbak in ging, als je niet voorzichtig was.
Het is dan ook maar goed dat de UMD buiten de PlayStation Portable is gebruikt. Na de introductie in 2004 met de Japanse lancering van de PSP, stopten de meeste speelgoed- en elektronicawinkels al in 2006 met het aanleveren van films op UMD. Games voor de PSP werden uiteindelijk wel nog lang op de UMD uitgegeven, maar daar kwam in 2016 ook een einde aan door het sluiten van de laatste UMD-fabriek.
Een PSP voor in je broekzak
Dat de UMD geen toekomst had, was in 2009 al te merken. Op 1 oktober van dat jaar kwam Sony namelijk met een nieuwe versie van de PlayStation Portable: de PSP Go. Een PSP die nog beter geschikt was om onderweg mee te nemen, aangezien Sony bij dit model ervoor had gekozen om de knoppen onder het scherm te verbergen met een schuifmechanisme. Hierdoor werd de oppervlakte van het apparaat 56% kleiner dan het origineel, maar verloor het slechts 13 millimeter van het schermdiagonaal.
Logischerwijs werden er wel op andere punten concessies gedaan. Zo verdween de UMD-drive aan de achterkant van de handheld. In plaats daarvan was er standaard 16 gigabyte opslag aanwezig, welke nog eens was uit te breiden met een extra 16 gigabyte middels een Memory Stick Micro. Ook de USB- en videopoort verdwenen van het apparaat, in ruil voor een alles-in-een connector.
Ondanks het handzame formaat bleek de PSP Go geen succes. Na een half jaar was het al duidelijk dat de Go geen doorslaand succes ging worden en gingen er geruchten dat de handheld opnieuw uitgebracht zou worden. Hoewel die herintroductie uitbleef, deed Sony er alles aan om de handheld toch nog aan de man te brengen. Prijsverlagingen en gratis gebundelde games (inclusief een bundel met tien extra games) waren echter niet succesvol. Het apparaat werd twee jaar na introductie wereldwijd nog slechts enkele tientallen keren per week verkocht. In 2011 stopte Sony dan ook met de productie van de PSP Go.
Een tweede leven met de PlayStation Vita
Na bijna tien jaar PlayStation Portable viel in 2014 het doek voor de handheld. In die periode wist Sony toch bijna 82 miljoen exemplaren van de handheld in zijn verschillende vormen te verkopen. Een prestatie waarmee de PSP nu als platform op de tiende plek staat van de best verkopende systemen en genoeg reden voor Sony om aan een opvolger te werken. Beloftes voor de PlayStation Vita waren al meteen groots, met uitspraken zoals PlayStation 3-kwaliteit en meer dan honderd titels in productie. Vooral de uitspraken over de grafische capaciteiten moesten snel bijgesteld worden door de fabrikant, aangezien de daadwerkelijke kwaliteit van de PlayStation 3 nooit in een dergelijk formaat zou passen.
Begin 2012 konden we zelf ontdekken wat de PlayStation Vita in huis had. Daarbij bleek het om een bijzonder apparaatje te gaan, vooral door het grote aanbod in functionaliteit en connectiviteit. Zo had de PlayStation Vita niet alleen de beschikking over een wifi- en bluetooth-verbinding, maar was het ook mogelijk om een versie te krijgen met een 3G-verbinding. Hiermee was het mogelijk om overal een internetverbinding te krijgen en dus ook onderweg online te gamen. De extra kosten hiervoor maakten dit echter wel tot de minder interessante optie.
Zijn tijd te ver vooruit?
Hoewel het enthousiasme rondom de PlayStation Vita aanvankelijk hoog was, leek dit bij alle betrokken partijen snel in te storten. Hoewel we van grote namen als Killzone, Uncharted en Assassin’s Creed mochten genieten, was het niet voldoende om veel exemplaren van de Vita te verkopen. Na tien maanden op de markt stond de teller op slechts vier miljoen verkochte handhelds.
Deze slechte cijfers zorgden er al snel voor dat ook grote externe uitgevers zich begonnen terug te trekken van de handheld, iets wat we bijvoorbeeld ook zagen bij de Wii U. Ook bij gamers verdween het enthousiasme snel, in veel gevallen omdat de extra mogelijkheden van de Vita geforceerd voelden. Slechts een enkele keer wisten ontwikkelaars op een zinvolle manier gebruik te maken van het touchscreen, of de aanraakgevoelige achterkant van de handheld. Veel verder dan het omdraaien van een object kwam het echter vaak niet.
Desondanks was het platform een goudmijn voor indie-titels, die gemakkelijk gedistribueerd werden via de PlayStation Store. Titels als Fez, OlliOlli en Hotline Miami waren allemaal succesvolle releases op de handheld. Dit wist echter het tij niet te keren voor de Vita, waarbij Sony zelf in 2013 al aangaf dat het de focus ging verleggen naar andere ervaringen, zoals de net verschenen PlayStation 4. Daarmee was de handheld ten dode opgeschreven, maar het duurde nog ruim vijf jaar voordat in 2019 officieel de stekker eruit werd getrokken. De uiteindelijke teller van PlayStation Vita’s is blijven steken op ongeveer 16 miljoen verkochte exemplaren, waarmee deze handheld iets beter heeft gepresteerd dan Nintendo’s Wii U.
Daarmee lijkt er een einde te zijn gekomen aan Sony’s handheld-avonturen. In 2015 gaf Shuhei Yoshida al aan dat er geen plannen zijn voor een opvolger, mede door de dominantie van de mobiele markt. Stiekem wil ik toch hoop houden voor een nieuwe handheld in de toekomst, want zoals wel vaker heeft Nintendo wel laten zien dat het kan. Ondanks dat de Switch zijn eigen imperfecties heeft, laat het huis van Mario wel weer zien dat consolekwaliteit zonder tv wel mogelijk is. Of dat er echter ooit van zal komen, is iets wat alleen de tijd ons kan leren…