ULTRA GORE
DeathSprint 66 is vooral dom vermaak
Beeld:
Dan maar liever Mario Kart
Toen ik de eerste trailer voor DeathSprint 66 voorbij zag komen, kwam er zo’n bekende prikkel in mijn hoofd op. Die klassieke gedachte van “dit kan of heel leuk, of heel dom worden, maar ik wil het.” Nu de game beschikbaar is en ik een paar uurtjes in de game heb gestopt, is het waarschijnlijk geen enorme verrassing dat het vooral dom is − en helemaal niet zo leuk.
Als we DeathSprint 66 moeten geloven, leven we in 2066 in een overvloed van neon, mega corporaties en saaie grijze blokkendozen. Ons vermaak halen we uit over de top spelprogramma’s zoals het titulaire DeathSprint. Voor de kijkers vooral hersenloos vermaak, maar voor de deelnemers levensgevaarlijk.
Mario Kart met cirkelzagen
In DeathSprint 66 stap je in de schoenen van een van de deelnemers van een programma. Hierin moet je over verschillende parcoursen rennen en als eerste de finish halen, maar in de tussentijd ook dodelijke doelwitten zoals lasers en crushers ontwijken. Doe je dit niet, dan verander je al snel in een rode mist.
In de tussentijd gooien ze met cirkelzagen en ontploffende drones, leggen ze mijnen op de grond en verwarren ze de concurrentie met EMP-golven. Het is alsof het team Sumo Digital op vrijdagmiddag een potje Mario Kart aan het doen was en bij zichzelf dachten: “wat hier mist, zijn bloed en rondvliegende ledematen!”
Het probleem met de game is echter hetzelfde als wanneer je Mario Kart in je eentje speelt: zonder andere mensen om je heen die je het leven zuur maken, is er niet zo heel veel aan. Na vijftien races over een zwik aan verschillende, niet heel herkenbare banen heb je het eigenlijk wel gezien. Wat hier mist, is vooral een lokale multiplayer-modus om op een grote TV te gooien.
Bloedvergieten als topsport
Gedurende een korte introductie leer je al snel de beperkte fijne kneepjes van DeathSprint 66. Sprinten doe je met de rechter trigger, sliden en driften met de linker. Wapens gooi je met twee face buttons, net als springen en boosten − of surges, zoals de game ze noemt. Het is ‘easy to learn, hard to master’, vooral omdat overal langs en op de baan gevaren zijn om te ontwijken. En ga je te vaak dood, dan krijg je een speciaal pakje aan zodat iedereen kan zien dat je er eigenlijk niet zo veel van bakt.
Sumo Digital deelt de game in twee verschillende modi, in wat zij Showtime – PVP en Episodes – PVE noemen. Een omslachtige manier om multi- en singleplayer te omschrijven. In de Episodes kun je op verschillende banen opdrachten uitvoeren, zoals door ringen te redden om je timer te verlengen (en te zorgen dat je hoofd niet ontploft) of een race voltooien met een gelimiteerd aantal levens. In Showtime ga je simpelweg racen tegen bots en andere spelers − mits die beschikbaar zijn.
Want dat is een issue waar ik al snel tegenaan liep. Tijdens de potjes die ik heb gespeeld, ben ik geen enkele keer een volle lobby aan spelers tegen gekomen. Met een beetje geluk heb je drie andere medespelers en wordt de rest opgevuld met bots, maar er zaten ook regelmatig dat alleen maar bots in mijn lobby. En ja, dan valt de factor van iemand anders het leven zuur maken al heel snel weg.
DeathSprint 66 moet het vooral van zijn bloedvergieten en shock factor hebben, want verder brengt het relatief weinig naar de tafel. In je eentje rondjes rennen over een circuit met lasers en rondvliegende cirkelzagen is eventjes grappig, maar daarna vooral een sensory overload. Zonder iets van een verhaal of lokale multiplayer zal het daar dan ook echt bij blijven.
Mocht je DeathSprint 66 toch willen proberen, dan is de game nu te koop via Steam.