OPINIE: Flappy Bird, hypes en andere frustraties

archief
Pixel Vault op 20 januari 2020
OPINIE: Flappy Bird, hypes en andere frustraties

De opticien, de wijkagent, je oma en je opa, die leuke bardame van het café op de hoek, je docent Spaans, de yoga instructeur en de postbode: iedereen speelt Flappy Bird, een irritant moeilijke, geestdodende mobile game waarin de speler een flapperende gele kokosnoot door een oneindige reeks obstakels dient te loodsen. Dat Flappy Bird frustrerend is, ik denk dat we het daar allemaal wel over eens kunnen zijn. Maar de oorzaak van die frustratie ligt bij ondergetekende wellicht wat anders dan bij de miljoenen schapen die vandaag de dag hun mobiele apparaten hebben vervuild met de zoveelste abominabele creatie op het gebied van mobile gaming. Wat mij namelijk het meest stoort aan Flappy Bird is het collectief-gecreëerde bestaansrecht voor het “spel”. Wat ik daarmee bedoel? Dat zal ik u eens even vertellen.

Waarom is Flappy Bird zo populair? Waar het precies begonnen is, is moeilijk te zeggen (al wijst de beschuldigende vinger naar Reddit), maar waarom non-games zoals Flappy Bird zo snel aan populariteit winnen is wel duidelijk: Flappy Bird en consorten zijn laagdrempelig, misbruiken de prestatiedrang van de speler en hebben baat bij het kuddegedrag van de mens. Laagdrempelig, want het spel is gratis en de leercurve komt niet boven het vriespunt. De moeilijkheidsgraad is, in het geval van Flappy Bird, daarentegen meteen erg hoog. Dit zorgt er voor dat de speler verwikkeld raakt in een compulsieve, masochistische strijd om de eigen score te verbeteren. Lukt dit niet, dan loopt het ego een deuk op en volgt ongekende frustratie. Via social media wordt die frustratie vervolgens gedeeld met de wereld. Nieuwsgierigheid wordt gewekt en nieuwe spelers raken “besmet”. Virale marketing in een notendop. Journalisten doen vervolgens een duit in het zakje door verslag te doen van de hype-in-wording. Ze creëren een selffulfilling prophecy die uiteindelijk eindigt in een vicieuze cirkel, waarin de toenemende populariteit van het lijdend voorwerp zowel oorzaak als gevolg is.

Dat is normaliter allemaal leuk en aardig, maar Flappy Bird heeft al die aandacht niet verdiend. Het is een over-hypet stuk digitale stront. Een slap aftreksel van Fly The Copter, compleet met dubieuze naam en grafisch smakelijk verpakt in een jasje overduidelijk gejat van Mario (nee, dit kun je écht geen hommage aan het 8-bit era meer noemen). Niets aan dit spel is vernieuwend, origineel of zelfs maar vermakelijk. De enige reden waarom het gespeeld wordt, is omdat men toegeeft aan de hype.

Begrijp me niet verkeerd, meneer Dong Nguyen uit Vietnam. We leren van observatie en imitatie en daarom zou ik Flappy Bird als zelfscholingsproject en portfolioaanvulling kunnen waarderen. Echter, het feit dat de productietijd in dagen op één hand te tellen is, er geen enkele poging is gedaan om het gebrek aan creativiteit te verbloemen en de irreversibele aanwezigheid van advertenties bevestigen mijn vermoeden dat het spel louter gemaakt is met het oog op winstbejag.

Wellicht til ik op het moment extra zwaar aan dat vermoeden vanwege de recente strapatsen van een “gameontwikkelaar” die schuil gaat onder de naam King. Mocht er nog geen belletje gaan rinkelen dan heb ik hier drie woorden voor u, waarvan ik niet zeker weet of ik er twee in deze context nog wel legaal mag gebruiken: Candy Crush Saga. Ja, die belachelijk populaire rip-off van Bejeweled, die dankzij exploitatie van het F2P-model per dag meer dan zevenhonderdduizend dollar aan omzet binnen weet te slepen. De zwendelaars bij King hebben onlangs het lef gehad om handelsmerken te laten registreren voor de woorden Candy en Saga, met als resultaat een semicriminele organisatie die het onterecht toegekende merkenrecht poogt te misbruiken om games als The Banner Saga een handelsmerk te ontzeggen. Met andere woorden, de developer die op grote schaal gameconcepten jat om miljoenen te verdienen, krijgt rechten toegewezen om games van eerlijke ontwikkelaars (die geen enkel verband houden met de brouwsels van King) neer te halen uit naam van de bescherming van het intellectueel eigendom. Wat. De. F*ck.

Toegegeven: het systeem is kapot en King maakt daar simpelweg handig gebruik van. Maar King blijft desondanks wel het schoolvoorbeeld van de uitwas van de creatieve industrie. Een gameontwikkelaar die schaamteloos andermans werk gebruikt voor eigen gewin. In het geval van King komt hier dan ook nog een F2P-model aan te pas wat zo geconstrueerd is dat het de speler die niet betaalt aanzienlijk beperkt. Wat ontstaat uit deze flessentrekkerij is een vervaarlijke valkuil waar menig individu zijn zuurverdiende centen in heeft laten verdwijnen. Flappy Bird mag dan een charmantere versie van het F2P-model gebruiken om inkomsten te genereren, de achterliggende gedachte blijft verwerpelijk. Door het commerciële succes van gedrochten als Flappy Bird gaat er een verkeerd signaal uit naar gameontwikkelaars. Zij worden op deze manier niet uitgedaagd om innovatief te zijn en creativiteit te tonen; stagnatie en imitatie wordt immers beloond met pecunia. Het succes van wolf-in-schaapskleren Flappy Bird moet daarom niet zomaar afgedaan worden als onbeduidend: het zou zomaar een voorbode kunnen zijn, de stilte voor de storm, een laatste waarschuwing. Uhm, ja. Flappy Bird final verdict: nee.

Moraal van dit verhaal? “The only winning move is not to play.”